Punt een. Het gaat best prima met mij. Eigenlijk mankeer ik niks, behalve dan dat ik een groeiend aantal dingen niet meer kan doen:
bepaalde knoopjes vastmaken, eetgerei goed vasthouden, boeken uit de kast halen, CDs in de platenspeler doen, de knopjes van de telefoon indrukken, en meer van zulke dingen. Maar ja, je vindt truukjes ter compensatie, zoals Classic FM en TV, en dan zijn er altijd nog de mensen van de Zorg wier vingers jeuken om je te helpen. Als ik het tempo van mijn verval bekijk dan denk ik dat ik de honderd jaar makkelijk ga halen. De coronacrisis is natuurlijk wel een serieuze complicatie; maar ik heb in mijn leven wel vaker met quarantaines te doen gehad. En ik lees veel, stapels boeken die naast mij op mij bureau lagen te wachten, een halve meter hoog. En schrijven doe ik nog steeds graag.
Punt twee. Ideeën blijven komen. Hier is mijn laatste ideetje, van gisteren. Sinds jaar en dag wijs ik mijn vrienden op kenmerkende verschillen tussen ons Europeanen en Afrikaanse Kenianen. Ik wijs er dan op dat de grondhouding van ons Europeanen is: CONTROLE; terwijl de grondhouding van de Afrikaanse Kenianen is : ONTMOETING. Wij willen er zeker van zijn dat we op alle eventualiteiten een antwoord klaar hebben; zij wachten rustig af in de overtuiging dat het wel mee zal vallen. De nadelen zijn dat wij vaak kapot gaan van de eindeloze stress, en dat zij vaak kapot gaan omdat het helemaal niet mee valt. Die houding vertaalt zich naar allerlei gebieden. Op technisch vlak geeft dat betekenis aan “onderhoud”; voor ons wil dat zeggen: een onderdeel vervangen voordat het kapot gaat; voor hen: een onderdeel zo lang mogelijk mee te laten gaan. Respectievelijke voordelen: wij hebben minder vaak pech, maar zij boffen vaker. Je ziet het verschil ook op gewoon huiselijk vlak, zoals de taal van de deur. Voor ons wil een open deur zeggen: de eigenaar is er niet, en een dichte deur: hij is er waarschijnlijk wel. In Kenia is het net andersom: open deur wil zeggen: hij is er, kom maar binnen; dichte deur: hij is er niet. Hier is dan mijn ideetje van gisteren. Dat onze Keniaanse vrienden erg godsdienstig zijn is niet alleen toe te schrijven aan de gedachte dat God degene is die mensen laat boffen. Nee, het heeft ook te doen met de manier waarop wij en zij naar de natuur kijken. De laatste eeuwen is de natuur steeds meer een openstaande deur geworden. Voor ons betekent dit in toenemende mate dat de Eigenaar er niet is; maar voor Kenianen dat Hij er juist wel is.
Nu we het over godsdienst hebben, hier is nog een ideetje. Ik hoor in deze corona-dagen mensen praten over complottheorieën: de hele virus-hysterie zou een complot zijn van duistere economische superbazen. Ben je een Keniaan en geloof je in God, dan krijgen die samenzweerders geen voet aan de grond: daar zorgt God wel voor. Maar ja, wij zijn geen Kenianen. Wat nu? Als je gelooft in “Iets”, een soort goddelijke oerkracht, dan moet je wel aannemen dat het onze taak is om de schepping in goede staat te houden. Dat is best een griezelige verantwoordelijkheid, die makkelijk frustratie, achterdocht en angst kan oproepen. Ik vermoed dan ook dat de complot-denkers inderdaad kampen met angst: zij geloven niet dat wij onze ecologische taak aan kunnen, zij het dan met vertrouwen en moed. Ik ga dan ook niet met hen mee, omdat angst een slechte raadgever is. Maar ik ben het wel met hen eens dat er criminelen klaar staan om uit de catastrofe een slaatje te slaan. Hoe ga je om met angstige lui? Door zelfvertrouwen uit te stralen. Hoe straal je zelfvertrouwen uit? Door humor. Hoe krijg je humor? Dit wordt een serieuze discussie, dus laat ik het hier maar bij.
Punt drie. Houdt het leuk! Uiteindelijk vallen de stukjes wel op hun plaats.
Hans