Ik ben nog steeds bezig met mijn inburgering. Vrienden en familie helpen mij daarbij. Vorige week zijn wij met een groepje naar het Kröller-Müller Museum geweest op de Hoge Veluwe. We hebben er uren gewandeld in de uitgestrekte beeldentuin. Daar liep ook een klas lagereschoolkinderen met donkere huidskleur in te burgeren. Ze zongen geen Wilhelmus maar wel: “Een twee in de maat, anders wordt de juffrouw kwaad”.
Veel mensen vragen mij: hoe gaat het nu met KUAP en Pandipieri nu jij niet meer in Kisumu bent? Deze vraag hangt eigenlijk samen met de vraag die ik mij lang geleden gesteld heb voor ik naar Kisumu ging: wat ga ik daar doen? Vandaag de dag zou de aansluitende vraag zijn: ben ik klaar gekomen met wat ik daar ooit wilde gaan doen? Het is goed om over deze vragen na te denken.
Waarom wilde ik oorspronkelijk naar Kisumu gaan? Op het aller diepste niveau wilde ik mensen bij elkaar brengen op een dusdanige manier dat zij een beter leven konden leiden. Dit is een drang die door de hele werkelijkheid gaat. Waterstof wil bij zuurstof gaan om tot water te komen; wezens zoeken elkaar op, daar is geen ontkomen aan. Zo ook moeten mensen elkaar ontmoeten, anders blijven zij onvervuld. Daar wordt mijn overtuiging aan vastgekoppeld dat alle mensen geschenken zijn voor elkaar. Maar zij zijn wel ingepakte geschenken, die uitgepakt moeten worden door een juiste ontmoeting. In die geest wilde ik naar Afrika gaan, de menselijke problemen aldaar identificeren, de mogelijkheden van de mensen identificeren, en samen met de mensen naar oplossingen zoeken. Zo ben ik toen van start gegaan: samen met hen wonderen gaan doen. Veertig jaar lang. En nu ben ik dan terug in Nederland. Op dit moment gaat de herinnering een belangrijke rol spelen. Wanneer er een einde aan samenzijn komt moet herinnering zijn rol gaan spelen. In ons geval moeten de mensen in Kisumu gaan zeggen: ooit deden wij die wonderen tezamen met hem, nu moeten wij diezelfde wonderen ook zonder hem kunnen doen.
Ik kan mij herinneren dat ik 30 jaar geleden de volgende uitdrukking gebruikte: ik hoop de mensen goede herinneringen te bezorgen. Mijn gesprekspartner vond dat een dwaas idee en lachte mij uit: hij was universitair geschoold en wist dat alles om economie ging. Maar in feite draait ons hele leven om onze herinneringen. Door onze herinnering beseffen wij hoe onze ouders ons probeerden op te voeden. Wij vergaren wijsheid door onze schade en schande te herinneren. De Evangeliën zijn de herinneringen aan Jezus. Wanneer de eerste christenen bij elkaar kwamen zeiden zij: laat ons Jezus herinneren. Had hij immers niet gezegd: “Doet dit om mij te herinneren”.
Wij hebben in Kenia 40 jaar mogen werken; wij hebben daar echt wonderen gedaan. De herinnering aan die wonderen moet niet verloren gaan, maar een stimulans worden voor de toekomst. Mijn grote vraag is nu: hoe zorgen wij ervoor dat die herinneringen levend blijven? En dan: hoe maken wij die herinneringen productief? Deze vragen zou ik willen richten aan alle vrienden die meegewerkt hebben aan onze projecten. De tijd dringt. Veel van onze vroegere medewerkers leggen het bijltje erbij neer. Hierbij wil ik iedereen uitnodigen om op dit punt herinneringen en ideeën bij te dragen.
Het lijkt me daarom een goed idee dat ieder van jullie die zich iets herinneren kan over de wonderen van Pandipieri mij eens wat stukjes gaat schrijven zodat we een reservoir van herinneringen aanleggen, genaamd DE PANDIPIERI KRONIEKEN. Verder zouden we dan wellicht in Kisumu contactpersonen moeten aanstellen die die herinneringen op een bepaalde manier kunnen doorgeven aan groeperingen in de Kisumu gemeenschap, zodat initiatieven van vroeger in leven blijven, of hun eigen leven gaan leiden.
Mag ik jullie allemaal uitnodigen om aan dit nieuwe bezoekersproject mee te gaan doen.
In afwachting,
Hans