Hoe is het om voor de eerste keer door Kisumu rond te lopen? De 19-jarige eerstejaars student psychologie Tijn Leusink ervoer het en schreef het voor ons op. Hij reisde samen met zijn zus en zijn moeder naar Kenia om de projecten van KUAP Pandipieri te bezoeken. “Een mooie kans om de sloppenwijken van dichtbij mee te maken”, aldus Tijn.
En om de verhalen van zijn moeder na te reizen. Die liep 35 jaar geleden met een vriendin mee met de projecten. Lees mee met Tijns reis vol indrukken van een wereld die zo anders lijkt dan die waarin hij opgroeide.
In april ben ik met mijn moeder en zus naar Kisumu geweest om het laatste bezoekersprogramma van de ontwikkelingsprojecten in de aanwezigheid van Father Hans mee te maken. In onderstaand artikel probeer ik enkele aspecten van het dagelijks leven in Kisumu te schetsen.
Het straatbeeld in Kenia is indrukwekkend. Op onze weg vanaf het vliegveld naar onze verblijfplaats in de sloppenwijk rijden we door Kisumu. Overal mensen, kraampjes, geïmproviseerde winkeltjes, brommers en tuktuks. Veel mensen op straat lijken niets te doen. Ze rusten wat uit op de grond of lijken zonder doel rond te lopen.
In de sloppenwijken is het nog chaotischer. Zandweggetjes hier, huisjes daar. De meeste huizen zijn gemaakt van houten balken en golfplaten. Ook staan er wel ‘echte’ huizen, van stenen en dakpannen en vaak omheind door een muur. Ze hebben stukken glas bovenop de muur gestoken om inbrekers tegen te houden. Soms staan er heuse landhuizen tussen alle huisjes in, of een groot gebouw met appartementjes. Een raar contrast.
De wegen van de sloppenwijken zijn zoals in films. Bezaaid met rotzooi en overal kuilen, kippen, koeien en geiten. Eens in de zoveel tijd doet de gemeente wat aan de wegen. Er bestaat een kaart van hoe de grote wegen lopen en hoe breed deze zijn. Een weg kan bijvoorbeeld op de kaart staan als zes meter breed. Gemeentewerkers gaan dan de sloppenwijk in en bepalen het midden van de weg. Vervolgens markeren ze drie meter naar links en drie meter naar rechts. Bewoners hebben dan een paar dagen de tijd om hun eigendommen/winkeltje weg te halen. Dan komen ze met bulldozers en herstellen ze de weg met stenen en zand.
In de tijd dat wij er zijn, hebben de kinderen vakantie van school. Er spelen dus veel kinderen op straat. Sommigen zitten achter een klein kraampje. Als je langsloopt, kijken ze je vol bewondering aan. “Mzungu, mzungu!” roepen ze. “Blanke, blanke!” Ze moeten lachen als je naar hen zwaait. Volwassenen zijn bezig met van alles en nog wat. Ze werken, zijn met hun winkeltje bezig of nemen hun rust in de schaduw. Er zijn jongemannen die met hun brommers en tuktuks deel uitmaken van het openbaar vervoer. Ze verzamelen zich vaak op de hoek van een straat. Als je langsloopt, vragen ze allemaal waar je heen moet.
In de stad rijden er behalve de brommers en tuktuks ook busjes rond als openbaar-vervoersmiddel. Het zijn een soort hippiebusjes en hebben stuk voor stuk een eigen stijl. Leren banken in felle kleurcombinaties, stoelen gepimpt met stoffen in Afrikaanse prints, een met verf gespoten buitenkant matchend met de binnenkant en soundsystems waar je u tegen zegt.
Op een middag bezoeken we een markt. Een mierennest van mensen en spullen. Je kunt er van alles krijgen. Nep Adidas-slippers, veel te rijpe avocado’s, shirts uit 2003 die ooit in een kledinginzamelzak hebben gezeten, verrotte vis en onderbroeken waarvan het model door C&A afgewezen zou worden. Alle kledingstukken vormen onoverzichtelijke bergen, van het voedsel zou iedere westerling ziek worden en andere spullen zijn nep of van slechte kwaliteit. Iemand met claustrofobie zou het hier doodsbenauwd krijgen. De geur van verrotte vis en bedorven voedsel is niet te harden. En als er even geen etensstalletjes om je heen zijn, ruik je het zweet van de mensen. Eigenlijk dringen er overal waar je komt, wel vlagen zweetgeur in je neus. Het is een typische geur, maar je raakt er wel gedeeltelijk aan gewend.
Coca-Cola domineert de markt. Cola, Fanta, Sprite en een lekker gemberdrankje dat Stoney heet, vallen allemaal onder de Coca-Cola Company en zijn doorgaans de enige aangeboden frisdranken bij winkeltjes en restaurants. De Coca-Cola Company verkoopt zelfs water. Overal door de stad zie je reclame van ze. Posters, billboards, hele kraampjes, muren en zelfs containers hebben zich overgegeven aan de kenmerkende knalrode kleur met witte letters. Ik vraag een bewoner hoe zo’n container terechtkomt langs de straat. Ze antwoordt dat Coca-Cola die daar zelf dumpt. Een koud halfliterflesje Cola kost bij een kraampje trouwens omgerekend 45 eurocent.
Met de verkiezingen in het vooruitzicht rijden er overdag busjes rond waar veel te veel mensen op zitten en dan hebben ze ook nog een reusachtige speakerset op het busje gebouwd waaruit muziek klinkt en ze van alles roepen over een presidentskandidaat. Ook plakken ze verkiezingsposters op hun busjes en overal door de stad. Niet een paar grote posters, nee, op hetzelfde muurtje plakken ze veertig van dezelfde A4’tjes op een rij. Het is een grappig gezicht.
Minder grappig is de zogenaamde democratie die Kenia kent. Kenia is erg corrupt. Ik heb aan iemand van een ontwikkelingsproject gevraagd of er geen goede politici zijn. Jawel, was zijn antwoord, maar zodra die verkozen zijn, worden zij ook corrupt. Zo is het systeem. Zo zal het altijd blijven, zei hij. Dat de hoge heren in Afrika corrupt zijn, zit bij ons allemaal wel ergens in het achterhoofd. Maar wat die corruptie dan precies inhoudt, heb ik me nooit afgevraagd. Eunice vertelt ons erover. Ze is een local bij wie we verblijven. Ze woont in een iets beter huis in de sloppenwijk. Ze is met pensioen en vertelt me op een dag hoe ze nu rondkomt en geeft daarmee een goed voorbeeld van de corruptie. Vanaf 1996 was Eunice de enige in haar huis met een salaris. Haar man heeft drie beroertes gehad, waardoor zijn kortetermijngeheugen niet meer goed functioneert. Twintig jaar lang heeft Eunice het gezin van haar man en vier kinderen weten te onderhouden. Twintig jaar lang heeft de overheid geld van haar loonstrookje ingehouden dat ze tijdens haar pensioen terug zou krijgen. Ze is tien maanden geleden gestopt met werken en heeft nog geen cent ontvangen. Ze heeft ook niet meer de hoop dat dat nog gaat gebeuren.
Niet alleen op het gebied van pensioenen zorgt de overheid slecht voor haar burgers. Op een ochtend lopen we met het ontwikkelingsproject Home Based Care mee. Verpleegsters gaan langs bij zieken in de wijk om ze proberen te verzorgen. Ze kunnen zelf hun medicijnen of operatie niet betalen. Iets als een verplichte zorgverzekering is er niet. We gaan langs bij een man met diabetes. We krijgen kapotte plastic stoelen aangeboden om op te zitten. Door de diabetes zijn de benen en voeten van de man enorm opgezwollen en hebben ze hier en daar een open wond die door bromvliegen wordt omsingeld. Zijn wonden worden schoongemaakt en ontsmet. Dat is het enige wat de verpleegster voor hem kan doen.
Deze ochtend is erg heftig en heeft enorm indruk op me gemaakt. Als je dan bedenkt hoe goed wij het hebben in het westen, kom je in een rare knoop te zitten met de mensheid. Ik denk dat er de hele ochtend in die buurt wel 200 kinderen naar ons hebben gezwaaid en geroepen, vrolijk en onwetend.
Op een middag gaan we met het neefje en nichtje van Eunice naar een impala-park. De kinderen zijn 15 en 17 jaar oud. Een ticket kost ongeveer 10 euro. Ze zijn er nog nooit geweest en hebben nog nooit iets als een dierentuin bezocht. Mensen uit de sloppenwijk kunnen dit simpelweg niet betalen.
Op een andere middag nodigen we een jongen van de Art School uit om met ons te gaan eten en drinken in een restaurant. Als we de menukaart krijgen, vraagt hij me wat hij ermee moet. Hij is nooit eerder in een café of restaurant geweest.
De reis naar Kisumu was indrukwekkend en heeft me veel geleerd. Mijn horizon is er een stuk breder van geworden. Ik hoop dat ik jullie met dit artikel ook iets bij heb kunnen brengen van de compleet andere wereld die zich toch echt op deze wereld bevindt.
Tijn Leusink